Afb. header. Register van de plantage Dageraad en Dankbaarheid divisie boven Cottica en Perica, 1851-1863. Collectie Nationaal Archief, Den Haag
Suriname werd als plantagekolonie in 1650 gesticht door Engelse kolonisten en in 1667 overgenomen door de Nederlanders. Vanaf het begin werden de plantages bewerkt door mensen in slavernij. Dit waren vooral mensen afkomstig uit Afrika, maar ook sommige inheemsen moesten gedwongen op de plantages werken. De sterfte onder deze mensen was groot. Er wordt geschat dat tussen 1668 en 1827 zeker 213.000 mensen vanuit Afrika naar Suriname zijn gebracht. Rond 1830, na de afschaffing van de internationale slavenhandel (1815), leefden er ongeveer 50.000 mensen in slavernij in Suriname (naast ongeveer 5.000 vrije gekleurde mensen en een onbekend aantal marrons). De afschaffing van de internationale slavenhandel betekende niet het einde van de slavernij. Pas op 1 juli 1863 werden de mensen in slavernij geëmancipeerd en werd de slavernij in Suriname formeel afgeschaft.
Bij Koninklijk Decreet werd in 1826 het slavenregister in Suriname ingesteld. Dit gebeurde om de illegale slavenhandel te bestrijden. De internationale slavenhandel vanuit Afrika was toen al verboden, maar de smokkel van mensen naar Suriname ging gewoon door. Een verplichte registratie van alle slaafgemaakte mensen met naam en leeftijd, inclusief geboorte, overlijden en elke verandering van eigenaar, moest het onmogelijk maken om mensen illegaal tot slaaf te maken. Zo moest de sluikhandel definitief worden gestopt.
Volgens het decreet van 1826 moesten slaveneigenaren de mensen in hun bezit opgeven bij een ambtenaar in Paramaribo of Nieuw Rotterdam (voor de inwoners van Nickerie en Coronie). Daarna diende elke ‘mutatie’ te worden aangegeven bij deze ambtenaar, zoals geboorten, overlijden, koop en verkoop. Vooral bij verkoop geldt dat uitschrijving op het folio van de ene eigenaar ook betekent dat de persoon bij een andere eigenaar wordt ingeschreven. Mensen die meerdere keren zijn verkocht hebben dus meerdere in- en uitschrijvingen.
Op deze manier werd het bijna onmogelijk gemaakt om illegaal binnengesmokkelde mensen in de slavenregisters op te nemen. De slavenregisters waren dus opgezet als een ‘boekhouding’ van mensen per eigenaar. Deze registers maken het nu mogelijk om mensen in slavernij door de tijd heen te volgen.
Afb. 1. Register van de plantage Dageraad en Dankbaarheid divisie boven Cottica en Perica, 1851-1863. Collectie Nationaal Archief, Den Haag
Het is onduidelijk of er direct werd begonnen met de registratie. De oudste bewaard gebleven slavenregisters stammen uit 1830. Eens in de zoveel jaar werd met een nieuwe reeks registers begonnen, om te kunnen controleren of de geregistreerde informatie nog klopte. Het gevolg is dat er in totaal vier series slavenregisters zijn: 1830-1838, 1838-1848, 1848-1851 en 1851-1863. Samen omvatten ze 43 boeken met in totaal bijna 15.000 folio’s. Elke serie slavenregisters is verdeeld in boeken voor plantages en particuliere eigenaren. Bij plantages is alleen de naam van de plantage vermeld en de divisie (bestuurseenheid) waar deze plantage deel van uitmaakte. Bij de particuliere eigenaren wordt de naam vermeld van de eigenaar of eigenaren.
In de loop van de jaren nam de geregistreerde informatie in de slavenregisters toe. Zo werd vanaf 1848 bij elk persoon ook de moeder vermeld, wat reconstructies van vrouwelijke familielijnen mogelijk maakt. Behalve de moederband werden verdere familie- of samenlevingsverbanden niet erkend in het slavenregister. Per eigenaar werden eerst de mannen geregistreerd op volgorde van leeftijd, vervolgens de vrouwen en daarna mensen die erbij kwamen gedurende de registratieperiode. Een folio is altijd gekoppeld aan één eigenaar (of gezamenlijke eigenaren) of een plantage. Wel konden er meerdere folio’s gekoppeld worden aan dezelfde eigenaar of plantage als er meer slaafgemaakte mensen waren dan er op één folio vermeld konden worden.
Hoewel er beperkingen zijn aan het soort informatie dat in de slavenregisters is te vinden, kan het register worden beschouwd als een belangrijke bron over slaafgemaakte mensen in het negentiende-eeuwse Suriname. De waarde van de slavenregisters zit vooral in de omvang van het materiaal en in het gegeven dat vrijwel iedereen die als slaafgemaakte leefde werd vermeld, net als alle particuliere slaveneigenaren en plantages.
Zogeheten ‘landsslaven’, mensen die rechtstreeks in eigendom waren van de overheid, werden lange tijd niet opgenomen in de slavenregisters. Pas in de vierde serie vanaf 1851 zijn ze opgenomen op de folio’s van het Genie Department en ’s lands grond Boniface. Mensen die werkten op plantages als Catharina Sophia, die door de overheid waren overgenomen, staan wel in de oudere series van de slavenregisters. Soms werden mensen ‘besmet’ verklaard. Dat betekende dat de ziekten lepra of elefantiasis bij ze was geconstateerd. Ze werden dan naar de leprakolonie Batavia gestuurd en uitgeschreven uit de slavenregisters.
Afb. 2. Kop en schotel met antislavernij-afbeelding, Etruria Works, ca. 1860. Collectie Rijksmuseum Amsterdam
De slavenregisters werden bijgehouden door ambtenaren die vaak ambtelijk jargon en afkortingen gebruiken. Ook is de taal sinds de 19de eeuw veranderd, zodat er soms woorden gebruikt zijn die wij niet meer kennen. Hieronder staat een lijst met veel voorkomende voorbeelden.
De originele boeken bevinden zich in het Nationaal Archief Suriname in Paramaribo.
Het project ‘Maak de Surinaamse slavenregisters openbaar’ was een gecombineerde crowdfunding- en crowdsourcingcampagne met als doel om de slavenregisters van Suriname te digitaliseren, de inhoud te beschrijven en online beschikbaar te stellen voor publiek en wetenschappelijk onderzoek. De crowdfunding werd gehouden in de winter van 2017, de scans werden getranscribeerd door vrijwilligers tussen 20 juni en 1 oktober 2017. Het initiatief voor het project lag bij Coen van Galen en Maurits Hassankhan namens de Stichting Historische Database Suriname.
Het project is uitgevoerd in samenwerking met de Radboud Universiteit Nijmegen, de Anton de Kom Universiteit van Suriname, de Nationale Archieven van Nederland en Suriname, de Stichting Surinaamse Genealogie, twintig Surinaamse en Nederlandse studenten en meer dan 600 vrijwilligers.
De uiteindelijke database is samengesteld door Coen van Galen en Maartje A.B. van de Radboud Universiteit en is de basis geweest van de nadere toegang zoals deze nu gepresenteerd wordt op de website van het Nationaal Archief.
De rechten op de database liggen bij de Stichting Historische Database Suriname. De stichting heeft de database ter beschikking gesteld onder de CC-BY-SA NL licentie.
Je kunt meer informatie over de Surinaamse registers vinden op de website van het Nationaal Archief: Suriname: registers totslaafgemaakten (Slavenregisters), 1826-1863.